Van Suriname naar Tobago
Ankeren in Suriname
In de Suriname-rivier bij Domburg liggen vijf moorings waaraan je met je zeilboot kunt liggen. Je hoeft dan niet je anker te gebruiken maar er zit wel een prijskaartje aan: het kost 3,50 euro per nacht. Wij liggen daarom al maanden lang aan ons anker. Normaal gesproken is dat geen enkel probleem maar hier op de Suriname-rivier zijn de omstandigheden nog wel eens extreem.
Een aantal maanden geleden maakt Gaston van "De Rob" ons midden in de nacht wakker en roept: "Het is nu tijd om wakker te worden!" We begrijpen er niets van, totdat we buiten komen. We liggen met onze Happy Monster midden in het bos. Bij nader inzien blijkt dat het bos om ons heen ligt en we zijn een heel stuk verder de rivier opgedreven. Aan twee kanten van ons schip liggen boomstammen en de takken steken zeker vier meter hoog. We starten de motor om niet verder af te drijven en Gaston, onze reddende engel, staat met blote voeten op de boomstammen en begint er op los te zagen. Na geruime tijd duwen, trekken en zagen zijn we eindelijk verlost van alle ellende en kunnen we ons anker ophalen om terug te varen naar ons eigen plekje. Zulke stukken bos drijven niet dagelijks op de rivier en we laten daarom met een gerust hart ons anker opnieuw vallen.
In augustus besluiten we om met twee andere zeilboten, de "Erna" met André en Ludy en de "Torn Too" met Rob en Ingrid, over de Commewijne-river naar Stolkersijver te varen. Precies twee uur voor vertrek zijn we hoogst verbaasd over de bewegingen van ons schip. Ons anker begint te krabben. We starten snel de motor en proberen het anker op te halen maar na de eerste tien meter ankerketting is er bijna geen beweging meer in te krijgen. Gelukkig komt Mark, een slimme Belg, van de "Blue Cristal" met zijn bijboot naar ons toe om ons te helpen. Stukje bij beetje krijgen we de ankerketting omhoog tot we een enorme boomstronk boven water zien komen. Onze ketting zit er wel twintig keer omheen gedraaid. Wederom moeten we met de zaag aan de slag. Dit keer is Mark onze reddende engel en zonder grote problemen verlost hij ons van de boomstronk zodat we alsnog op de geplande tijd kunnen vertrekken richting Stolkersijver.
Met drie zeilboten varen we gezamenlijk de Commewijne-rivier (bijnaam Kromme Wijne) op. Tegen de avond vinden we een prachtige plek om te overnachten. De volgende morgen exploiteren we voor vertrek een klein kreekje en genieten we van de rust en de natuur. Gelukkig halen we het anker zonder problemen op.
We varen door naar Stolkersijver waar we midden op de rivier weer het anker laten vallen. We genieten hier de volgende dag aan de wal van een heerlijk patatje met kip, geserveerd door een Poolse dame die met een Surinamer is getrouwd die ze in Nederland heeft leren kennen. Ze zorgt voor een jong aapje dat geen moeder meer heeft.
De volgende morgen willen we ons anker ophalen om te vertrekken en tja,… je kan het bijna wel raden. Het lukt niet. Na twintig meter ketting gaat het als maar zwaarder. Met het zweet op zijn rug krijgt Hans de ketting millimeter voor millimeter hoger, totdat er echt geen beweging meer in zit. Maar we voelen aan ons schip dat we wel los zijn van de bodem. We kunnen varen en komen langszij de "Erna" waar André en Ludy ons helpen. Hans hangt in het bijbootje om te helpen trekken en Dory draait met onze eigen ankerlier steeds een stukje verder totdat… rrrrrrrt de ankerketting weer helemaal naar de bodem schiet. Onze ankerlier begeeft het!
Dan maken we een constructie waardoor we met de ankerlier van de "Erna", die veel sterker is, en vijf mensen mankracht, stukje bij beetje de ankerketting toch kunnen ophalen. Eindelijk zie we wat ons dwars zit: de ketting is om een boom gedraaid met een doorsnede van minstens een meter en een lengte die we inschatten op meer dan tien.
We zijn weer gered maar het ankeren op rivieren is even afgelopen want, hoewel Hans heel sportief is geworden tijdens onze reis, het ophalen van een anker met dertig meter ketting is niet echt zijn hobby. Gelukkig kan de lier gerepareerd worden op Domburg door het vissersbedrijf Holsu, en we blijven de laatste weken aan een mooring liggen om maar geen ellende meer te hebben tot ons vertrek.
Laatste trip in het binnenland van Suriname
Na onze laatste werkdag trakteren we onszelf op nog een tripje. Samen met Ingrid, Rob, Hester, Kees en Ludy gaan we vier dagen op pad met de heer Twist. Op de dag van vertrek zitten we de hele dag te wachten maar meneer Twist komt niet opdagen. De volgende dag vertrekken we alsnog en de werkelijke reden waarom hij eerder niet kwam opdagen en waarom hij niet telefonisch bereikbaar was zullen we wel nooit weten, maar goed, zo zijn Surinamers soms. We gaan eerst naar Tonka-eiland in het Brocopondomeer. Het varen over dit stuwmeer, waar de boomtoppen nog boven water steken, omdat ze het land hebben laten onderlopen zonder de bomen te kappen, is wel heel bijzonder. Het hutje waarin we overnachten heeft uitzicht over het meer. We zwemmen, wandelen en hangen onze hangmatten met muskietennet buiten. Als we 's avonds de hangmat in willen staat Hans onder zijn muskietennet te dansen. Dat kan toch niet van de muggen komen. Het zijn honderden mieren die niet alleen onder de hangmat maar ook in het muskietengaas zitten, en ze steken. Hans kan helaas de hangmat niet in, maar gelukkig is er een bedje in de hut voor hem. De volgende ochtend zien we pas hoeveel schade de mieren hebben aangericht; ze hebben hele gaten in het muskietennet gegeten.
Dan gaan we naar de Brownsberg en daar maken we ook weer een schitterende wandeling naar een heerlijk verkoelende waterval. De laatste nacht slapen we vlak bij Jodensavanne. Dit is een gebied waar Joden een plantage hadden. Negenduizend slaven hebben daar gewerkt. Nu is het gebied verlaten en de resten van de synagoge zijn nog te zien. Alles is goed onderhouden en met borden van informatie voorzien. We slapen weer op een prachtig plekje in hangmatten met een dakje boven ons hoofd en uitzicht over de rivier.
Alles bij elkaar was het een geslaagde trip met een erg leuk gezelschap.
Eindelijk vertrek
Dan is het eindelijk de laatste dag voor vertrek. Voorraden zijn ingeslagen en verse groente voor de eerste paar dagen zijn aan boord. Voor de laatste keer zitten we bij 3mahbon een djogo te drinken. We nemen afscheid van Greet en Ronald, van Erik, van de vissers van Holsu en natuurlijk van alle zeilers waar we soms maanden mee hebben opgetrokken en we genieten voor het laatst op ons voordek van het uitzicht.
De volgende dag varen we, uitgezwaaid door nog een paar mensen, weg. De wind is gunstig om een heel eind over de Suriname-rivier te zeilen maar bij Paramaribo moeten we de motor starten omdat de wind recht van voren komt. Bij de afslag naar de Commewijne-rivier zwaaien de dolfijntjes, die ons negen maanden geleden welkom heten, ons weer uit. Bij de monding van de rivier krijgen we even stroom mee en zeilen we met ruim 10 knopen de zee op.
De deining van de zee voelt heel onwennig. We moeten weer in het ritme zien te komen en ondanks de pleisters tegen zeeziekte voelen we ons toch behoorlijk katterig. We hebben een prachtige tocht met goede wind schuin van achteren. Als we de vijfde dag richting Tobago komen varen we melkmeisje met de windvaan. Dat hadden we nog nooit geprobeerd, maar het blijkt succesvol. Als we dat tijdens de oversteek over de Atlantische Oceaan ook hadden gedaan, dan waren we misschien dagen eerder in Suriname aangekomen.
De aankomst bij Tobago is adembenemend, prachtige groene bergen rijzen op uit het water. We zien zo hier en daar het zeewater meters omhoog tegen de rotsen spuiten. We laten ons anker vallen in de baai bij Charlotteville, een schattig plaatsje waar we ons meteen erg relaxed voelen. Alles ziet er schoon en verzorgd uit en de mensen zijn erg vriendelijk. De voertaal is hier engels waarbij we wel moeten wennen aan de uitspraak.
De dag na aankomst genieten we op een bankje van een koud drankje met het uitzicht op de baai waar Happy aan het anker wiebelt en de wereld lijkt volmaakt.